Faagtypering

Met behulp van bacteriofagen (bacterievirussen) kan men het faagtype van een stam (binnen een soort) bepalen. 
Deze bepaling is mogelijk omdat de binding en dus de gevoeligheid tussen gastheerbacterie en bacteriofaag zeer specifiek is.
De te onderzoeken bacterie wordt egaal op een voedingsbodem uitgestreken, waarna volgens een vast patroon de verschillende bekende fagen (met standaard codes) op vaste plaatsen "boven op" de bacteriën worden aangebracht.
De bacteriecultuur wordt met fagen en al in de stoof gezet en de volgende dag op groei beoordeeld.
Op de plaatsen waar een faag zit waar de bacterie gevoelig voor is, wordt dat zichtbaar door een "kale plek" in het bacteriedek, is de bacterie ongevoelig voor een faag dan is de groei niet gestoord en het bacteriedek intact.
Alle faagnummers waar de bacterie voor gevoelig is worden genoteerd, zo ontstaat een gevoeligheidspatroon dat specifiek voor een bepaalde bacteriestam  is, een soort vingerafdruk. Bij het opsporen van besmettingsbronnen is dit erg nuttig : men kan zo verbanden leggen tussen gebeurtenissen en personen als blijkt dat dezelfde bacterie stam in het spel is.
Immers de biochemische soortseigenschappen zijn identiek, dus een specifieker kenmerk is nodig om binnen de soort de "dader" op te sporen.