Kwaliteitscontrole selectieve voedingsbodem

Om zeker te zijn van de gebruikte voedingsbodem moet je deze op zijn werking controleren, doet ie wel wat ie moet doen?

Belangrijke eigenschappen van een selectieve voedingsbodem zijn:

1. Productiviteit
2. Selectiviteit
3. Electiviteit of diagnostische waarde

De productiviteit is de mate waarin het micro-organisme op de selectieve voedingsbodem kan groeien vergeleken met de groei op een algemene voedingsbodem.

De selectiviteit is de mate waarin het medium in staat is de groei van de begeleidingsflora te onderdrukken

De electiviteit is het vermogen van de voedingsbodem om de gewenste micro-organismen aan een herkenbaar uiterlijk te helpen en zo ze te laten verschillen van de begeleidingsflora die ook aanwezig is in het product.
Het is dus van belang dat het medium uitsluitend de te bepalen micro-organismen van een dergelijk uiterlijk voorziet en niet andere (nauw verwante) stoorflora.

De kwaliteitscontrole van voedingsmedia in de praktijk

In alle gevallen wordt een bekend aantal micro-organismen  of een vast volume van een suspensie op de voedingsbodem gebracht (strijkplaat) of met de voedingsbodem gemengd (mengplaat)

Na incubatie worden de kolonies geteld en de wijze van groei beoordeeld.

Als teststammen kiest men meestal de stammen waarvoor het medium bedoeld is en stammen die juist geremd horen te worden.
Afhankelijk van de praktijksituatie neemt men stammen mee die tot de stoorflora van het product behoren en tot verwarring kunnen leiden bij de beoordeling van het resultaat.
Naast de te onderzoeken (selectieve) voedingsbodem wordt ook altijd voor elke stam een algemene optimale voedingsbodem meegenomen: het referentiemedium.

De hoeveelheid groei op de selectieve plaat wordt bepaald, dit noemt men de absolute groei-index. Deze wordt uitgedrukt het aantal kolonievormende eenheden in log 10 eenheden.

Vervolgens wordt de groei op de referentieplaat bepaald en ook de absolute groei-index bepaald.

Daarna wordt de relatieve groei-index bepaalt: dit is de AGI referentiemedium - AGI testmedium .

Je kunt de kiemgetalmethode en de ecometrische methode onderscheiden:

Kiemgetalmethode
je bepaalt en vergelijkt kiemgetallen op selectieve en algemene voedingsbodems

UITVOERING

Kiemgetalmethode

Bepaal welke micro-organismen geschikt zijn om de door jou te onderzoeken media te testen.

Test deze media gelijktijdig met je onderzoek: precies dezelfde media op precies hetzelfde tijdstip

Maak van deze micro-organismen overnachtculturen zodat deze op de praktijkuren beschikbaar zijn , vaak ook nodig als controlestam voor je onderzoek

Maak van de overnachtcultuur een geschikte verdunning om een kiemgetal van te kunnen bepalen.

Zet deze kiemgetallen in veelvoud in zodat de resultaten met een statistische toets te verwerken zijn, zowel met het te onderzoeken selectieve medium als met het referentiemedium. Houd er rekening mee dat de micro-organismen in verschillende mate op de verschillende voedingsbodems zullen groeien

Incubeer de platen gedurende de voorgeschreven tijd bij de voorgeschreven omstandigheden

Tel na incubatie het aantal kolonies. Vergelijk de aantallen en bepaal het verschil. Ga na of er sprake is van significante verschillen

Reken de absolute groei-index voor het medium en voor het referentiemedium uit. Deze wordt uitgedrukt het aantal kolonievormende eenheden in log 10 eenheden.
Daarna wordt de relatieve groei-index RGI bepaald:

 RGI = AGI referentiemedium - AGI testmedium .

Kijk in onderstaande tabel of het medium aan de eisen voldoet:

Te onderzoeken medium  Teststam Eigenschap Criterium relatieve groei-index
Selectief Ongewenst micro-organisme Selectiviteit

>5,0

 

Selectief Gewenst micro-organismen Productiviteit < 1,0

Ecometrische methode

Bij de ecometrische methode brengt je van een overnachtcultuur met een geijkte entoog  1 ul op de plaat, de enting gebeurt volgens een vast patroon zoals hieronder staat afgebeeld.

Bepaal welke micro-organismen geschikt zijn om de door jou te onderzoeken media te testen.

Maak van deze micro-organismen overnachtculturen zodat deze op de praktijkuren beschikbaar zijn (tijdens het onderzoek waarbij de media gebruikt worden)

Beent de te onderzoeken platen nauwkeurig op een reproduceerbare wijze:
Hierbij wordt een 1 µl entoog gebruikt.
Het oogje wordt in de schuin gehouden overnachtcultuur gedoopt.
Hierbij mag alleen het oogje in de vloeistof komen.
De gedroogde platen worden volgens onderstaand schema beent.
De hele plaat met de inhoud van 1 entoog.
Iedere entstreep moet met dezelfde druk, snelheid en onder een constante hoek van 45º getrokken worden.

QC selectieve voedingsbodem

 Deze enting wordt zowel uitgevoerd op de te onderzoeken selectieve plaat als op de referentieplaat . Na incubatie wordt de (mate van ) groei op de plaat beoordeeld en in een getal uitgedrukt. Zijn alle in vier kwadranten de entstrepen begroeid en ook het laatste centrale streepje (dit is "kwadrant" vijf) dan wordt voor elk begroeid kwadrant een punt gegeven en is de absolute groei-index dus 5. Minder dan twee entstrepen op een van de eerste vier kwadranten levert een halve punt op. Voor het laatste streepje geldt dat deze volledig meetelt als er meer dan twee kolonies aanwezig zijn.

Let op: De kwaliteit van de cultuur die je gebruikt is erg belangrijk
Vaak is een overnachtcultuur al in de afstervingsfase en zal op een selectieve plaat slechts een klein percentage groeien.,
Je krijgt dan een volstrekt verkeerd beeld van de voedingsbodem (goed ijs, slechte schaatser)
Dit is te verhelpen door de overnachtcultuur een verjongingskuur te geven door aan de cultuur een zelfde hoeveelheid bouillon (zelfde temperatuur) toe te voegen, te mengen, en een uurtje te laten staan. De cellen herstellen of delen dus allemaal cellen die kolonies geven ook op selectieve voedingsbodems


Door de absolute groei-index van het selectieve medium af te trekken van absolute groei-index van het algemene medium krijgt men de relatieve groei-index.

Kijk in onderstaande tabel of het medium aan de eisen voldoet:

Te onderzoeken medium Teststam Eigenschap Criterium relatieve groei-index
Selectief Ongewenst micro-organisme Selectiviteit

4-5

 

Selectief Gewenst micro-organisme Productiviteit < 1